zondag 5 februari 2017

Animal Farm

Animal Farm is de titel van een paper van 23 pagina's over STEENTIJDKUNST van mijn mentor Jan E. Musch.
Hij schreef deze voor en presenteerde deze tijdens een internationaal archeologisch congres in 1986 te Southampton, Engeland.

Daarin een kundige samenvatting van zijn uiitgevoerde onderzoek en bevindingen over KUNSTvoorwerpen in prehistorische tijden. Door officiele wetenschap wordt ontkend dat men met kunst bezig zou kunnen zijn. Volgens de heren wetenschoppers was het alleen overleven geblazen.

PDF lukt niet dus bij deze gewoon de pagina's opgeladen.
 PAGINA1
 PAGINA2
 PAGINA3
 PAGINA4
 PAGINA5
 PAGINA6
 PAGINA7
 PAGINA8
 PAGINA9
PAGINA10
PAGINA11
 PAGINA12
 PAGINA13
 PAGINA14
PAgINA15
 PAGINA16
PAGINA17
 PAGINA18
 PAGINA19
 PAGINA20
 PAGINA21
 PAGINA22
PAGINA23

zaterdag 19 november 2016

inheems mysterie HUNEBEDDENPAD DEEL1

INHOUD DEEL1:
Intro; Ligging in AARDEHEUVELS; Uitstraling; Steentijdmonumenten: verspreidingsgebied, types, menhirs, steenkringen; Ligging in landschappelijke setting; Uitlijning; Sporen van bewerking; Natuurbeeld; Inventaris hunebed; Ouderdomsbepaling; Van vernietiging naar bescherming; Naamgeving; Hoe werden onze hunebedjes gebouwd?

INTRO
Een tijdje terug was ik bij een trancedans. Er werd verteld over voorouders. 'Interessant' dacht ik, 'maar eigenlijk ken ik ze amper'. Ik had een stoere opa, een autoritaire soort Godfather met 11 kinderen en van de andere kant een sterke spirituele oma, die na de dood van haar man hele dagen in stilte bad wat mij aansprak, maar van de generaties daarvoor had ik amper kennis. Dit past evenwel bij de gefragmenteerde individualiteit en vervangende massamensprogrammering zoals die hoogtij viert in onze 'cultuur'. Door de afsnijding van voorouderlijnen wordt deze in de hand gewerkt. Interessant is overigens dat meer elitaire families vaak aardig wat kennis en connectie bezitten omtrent hun (directere) voorouders. Dat kan extra macht geven. Enig persoonluk onderzoek in die eigen richting is dan ook geen gek idee voor identiteitsverrijking.

Als we veel verder teruggaan dan stonden daar al tijdenlang hunebedden: speciaal uitgelijnde stevige steenformaties die moeizaam in het wereldbeeld van de meesten passen. Geloof in de gangbare grafthese en propaganda (presentatie als feit) daarvan is nog immer de norm op onze scholen, alsook in eenzijdige voorlichting van onder meer het HunebedCentrum te Borger. Hoe meer ik er over te weten kom, des te meer valt er te ontdekken. De stenen beginnen als het ware steeds meer te spreken.

In dit artikel stel ik opnieuw een aantal basisvragen en deel mijn eigen waarnemingen. Met hierin verwerkt onmisbare kennis en aanzetten tot nader onderzoek doorgegeven door Jan Evert Musch: "Jan de Hunebedman" zoals ik hem noem. Mijn gids die als leidraad door dit artikel loopt. Verder bespreking van mijn verwerking van reguliere hunebed-literatuur. Tot slot van dit eerste deel: HOE werden zij gebouwd? Met onthullingen van eigen bodem: verrassende herontdekking!

De canon van de Nederlandse geschiedenis begint bij en met de hunebedden. Daarbij wordt nog immer als vanzelfsprekend het aloude voorgekauwde grafverhaal gepropageerd. Ik zal inzichtelijk maken dat daar de geschiedenisvervalsing begint. Al staat er eindelijk wel een vraagteken van verwondering in dit stukje van de meezingtekst

        REFREIN
        Een hunebed van 5000 jaar oud
        Een hunebed door mensen ooit gebouwd
        Enorme stenen op elkaar
        Hoe speelden ze dat klaar?
        Ik leg m'n hand op zo'n steen
        Er gaat een rilling door me heen
        Want de tijd staat even stil

Ligging in AARDEHEUVELS
Jan neemt mij op sleeptouw. In de paasregen komen aan bij een enorme heuvel, de grootste in de regio. De plek heet STIENBULT. In het midden is er een soort van grote krater waar volgens Jan vroeger een hunebed in heeft gelegen. Volgens Jan is deze heuvel door mensen aangelegd, officieel staat ie te boek als stuifzandheuvel. Ook de vermeende hunebedlocatie wordt niet erkend. Aan de voet wordt de enorme heuvel doorsneden door een weg.

Iets verderop staan bomen . Jan vertelt dat een aardeheuvel bij grotere hunebedden veelal voorzien was van een boomkroon. Ik verwierp dit beeld eerst omdat ik dacht dat boomwortels een hunebed zouden ontwrichten. Maar bij nader inzicht begrijp ik dat een erboven geplaatste boom juist extra ondersteuning biedt: de wortels zullen er omheen groeien en het hunebed inpakken in een soort wortelhandschoen.

'De heuvels waren verder omgeven door een greppel zodat vee er niet op kon komen', vertelt hij. 'Bomen blijven terugkomen en laten ook wortelindrukken achter op stenen'.

bijschrift: D13 ligt nog in een oorspronkelijke heuvel. Minihunebedje.

Alle hunebedden waren volgens bodemarcheologen vroeger op deze manier ingegraven. Het was 'vergeten' onderzoeker De Wilde die daar begin 20e eeuw tevoren al op wees.

Belangrijk is verder terdege te beseffen dat men vaak kon staan in hunebedden. De vloer lag lager: standaard bij de onderkant van de zijstenen! Nu staan deze doorgaans halfingegraven omdat het skelet anders om zou donderen.

 voorbeeld INTERIEUR hunebed D53 (KLOK, 1979, pagina 130)

 HUNEBEDCENTRUM te BORGER
Je ging dus als je het hunebed enterde, via de toegangspoort, de aarde binnen. Daarbij zat, lag of stond (hunebedden hadden diverse hoogtes!) men doorgaans boven maaiveld, naar verluid gemiddeld rond 8m boven ANP, ongeveer ter hoogte van de leylijnen!  Dus niet zozeer in een "kelder" wat weer eerder een associatie oproept met een graf.

Dat de meeste hunebedden nog niet zolang geleden ingestorte hopen waren, komt ook door wegnemen van STOPSTENEN: de kleine stenen die tussen de grote keien werden aangebracht. Daaroverheen zat mogelijk een  leembepakking om een hunebed waterdicht te maken.

Op basis van summier onderzoek in enkele hunebedden en eigen aannames concludeert Lanting (beschreven in "Hunebedden, monumenten van een steentijdcultuur") dat de dekstenen van een hunebed in NL boven de aardeheuvel uitstaken. Dat komt toch weer kaal over en is extreem generaliserend. Terwijl tekeningen uit het verleden toen veel meer Nederlandse hunebedden nog naar behoren ingegraven lagen, wel laten zien dat deze hunebedden helemaal bedolven waren onder aarde. Er zijn ook genoeg foto's van originele hunebedden in Denemarken en Zweden die ook wel degelijk helemaal in het geheel in een aardeheuvel liggen. Incidenteel is er inderdaad een uitstekende steen of is er een extra steen bovenop geplaatst.

UITSTRALING
Gevoel spreekt mee! Wat ik bedoel is dat kinderen vaak spontaan op een hunebed klauteren. Bij mijn eerste bezoek zag ik dit meermaals bij verschillende hunebedden geschieden, het is haast standaardgedrag (mits kinderen niet te straf zijn afgericht). Bij mijn eigen eerste hunebedverkenning als kind stond ook ik met broers bovenop een deksteen.
met gebroeders
Laatst was ik weer bij D14. Er was een groepje vrouwen die een eigen ritueel uitvoerden. Daarna lagen ze verspreid over het hele hunebed heen. Toegegeven: met name in herfst- en wintertijd ziet het STENEN SKELET er wellicht enigzins kil uit. Maar voorheen lagen zij dus allemaal in een isolerende aardeheuvel met een toegangspoort temidden van kruidenbedden en mogelijk met een boomkroon in een landschappelijke setting met uitlijning. Dat is een nogal ander plaatje! Maar de uitstraling blijft.


STEENTIJDMONUMENTEN
In het volgende deel gaan we uitgebreid in op WIE de hunebedden bouwden. En welke cultuur zij vertegenwoordigden, voor zover dat te achterhalen is. Daarbij als leidraad hanterend dat een gepresenteerd beeld consistent dient te zijn! Er zijn trouwens meer soorten steentijdmonument.

Nu gaan we eerst eerst kijken waar hunebedden liggen en wat nadere kenmerken zijn, allerlei meer technische feiten en omstandigheden.

 KAART hunebedden in NL

Ruim 50 overgebleven stuks in Nederland. Hoofdzakelijk gelegen langs de HONDSRUG: een strook van zo'n 70km lengte en elders enige in soortgelijk gebied.

Een kaartje betreffende verspreidingsgebied van hunebedden in EUROPA is te vinden op
http://www.hunebedden.nl/europa.htm

In Duitsland zijn er honderden. Ook daar is veel verwoest. Ze staan tot in Polen aan toe: daar gaat het om enige tientallen in een beperkt gebied. Naar het Noorden toe in Denemarken staan de meesten: duizenden volgens wikipedia. Een uitstapje waard? In Zweden wordt er stevig onderzoek gepleegd in de 360 hunebedden. In Noorwegen staan er 6.  Zuidelijk, in Frankrijk staan vele honderden wat genoemd wordt DOLMEN. Die staan tot in Portugal en zelfs Noord-Afrika.

Deze dolmen genoemde bouwsels in Zuideuropa zijn simpeler, kleiner van opzet. Ze beziiten geen zij-ingang. Met plattere stenen: deze waren door de verdere verplaatsing nog verder afgesleten. Tevens werden stenen een soort van gezandstraald: weer en wind hadden honderdduizenden jaren vrij spel. De stenen in Zweden zijn inderdaad boller. Ook de dekheuvel is daar doorgaans dikker volgens Jan.

Hoe kwamen de stenen hier namelijk?
Keien tot 30.000 kg, veelal graniet vol kwartskristal. Het NL keirecord is 44.000 kg: de Zwerfsteen van Rottum. https://nl.wikipedia.org/wiki/Zwerfsteen_van_Rottum

Vanuit het noorden tijdens de Saale-ijstijdverplaatsing is het meest plausibele verhaal. Er bestaan meerdere theorieën over de details daarvan. Dit is een van de nadere vraagstukken waarop ik hier niet verder in zal gaan hier. De aldus aangekomen gebruikte stenen voor hunebedbouw werden hier vervolgens niet over grote afstand verplaatst, dat was fysiek onmogelijk. In de hunebedgebieden lagen zij aan de oppervlakte.

TYPES,
Van Giffen viel het ook al op dat er diverse typen hunebed te onderscheiden zijn, die verspreid over een vrij groot deel van NoordWest Europa voorkomen. Hij onderscheidde 4 typen 'graven', genoemd: portaalgraf, ganggraf, langgraf en trapgraf. Schoorvoetend wordt deze interpretatie niet meer zo expliciet gebezigd. Ik denk dat de variatie groter is en dat de te hanteren indeling te relateren valt aan anderssoortige diverse functies van hunebedden aardetempels!

Hunebedden zijn niet de enige megaliete (mega = groot, lithos = steen) monumenten die er uit vorige tijdperken bewaard zijn gebleven. Op vrij veel plaatsen in deze regio bestaan er ZWERFKEIEN. Deze staan doorgaans stevig op hun plek en bezitten markerende functie, markeringskei is wellicht een beter woord. Vaak is er sprake van menselijke bewerking. Voor degenen die willen zien zijn er vormen te bewonderen: de godinvorm komt vaker voor evenals diverse dieren. Voor standaard wetenschap is dit alles toeval... Zij blijven blind voor de afstemming van mens en natuur.

BEWERKTE STENEN te EEXT:
beer
gorilla
mammoet
kikvors/pad
MENHIRS in NL
Menhirs kennen we uit stripverhalen en als door illustere netwerken opgerichte standbeelden. Weinig bekend is dat er in ons eigen Drenthe ook eentje staat ingegraven:


Een menhir is een zwerfkei. Meestal wordt er een langwerpig exemplaar mee bedoeld. Jan leidt mij langs de Galgenberg. Deze naam refereert aan de lugubere tijden van de middeleeuwen toen de tegennatuurlijke kerk in samenwerking met wereldlijke heersers zo hun eigen gebruiken etaleerden. Op de top is een stuk uitstekende steen te aanschouwen. Volgens Jan is dit een ingegraven menhir. Hij vertelt dat er meer waren op diverse plekken in Drenthe. Deze zijn vernietigd of verduisterd onder het motto: "weg is weg". Hij vertelt verder dat deze ingegraven moest blijven, er mocht geen nader onderzoek verricht worden. Hij was erbij: in een pauze waagden het team hulptroepen waar hij destijds deel van uitmaakte het toch om een metertje diep te graven, maar zij werden snel gesommeerd de boel weer toe te dekken. In de doofpot!

STEENKRINGEN
Een ander door officiële wetenschap nogal verontachtzaamd verschijnsel zijn steenkringen. Volgens Jan waren er op veel plekken waar grotere hunebedden staan in eerdere tijden al steenkringen aanwezig (bestaande uit zwerfkeien). Ook zij hadden rituele functies waarop in deel 2 uitvoerig ingegaan wordt.

Bij grotere hunebedden was er daarnaast voorheen vaak een extra aangelegde buitenste steenkring aanwezig, KRANSSTENEN geheten. Deze bestond juist uit kleinere stenen. Die aldus vaak als eerste geroofd (hergebruikt) zijn in latere tijden. Er wordt amper aandacht aan geschonken. Indien de omstandigheden dat toelieten was een dergelijke extra kring van kleine stenen zelfs mogelijk standaard bij grote hunebedden. Het wordt officieel beschouwd als niet veel meer een soort (esthetische) bestrating maar zij bezaten een duidelijke (rituele) afschermingsfunctie.

Steenkringen komen er in Nederland bekaaid van af, in buitenland zijn er die meer erkenning genieten.

Jan vertelt over Anloo waar nog 3 keien liggen van wat ooit een authentieke kring was. Maar dit wordt officieel niet herkend.

Jan leidt me langs een andere plek waar ooit een steenkring lag. Hij noemt die plek, schrik niet, Nieuw Jerusalem. Kan het niet terugvinden in Google maps dus zal het nog eens extra navragen, het is bij een militair terrein. Bij een opgraving in die buurt zijn op aandringen van amateur-archeologen de betreffende stenen bij elkaar gegraven. Zodat duidelijk is dat er op die plek een verzameling stenen aanwezig was. De wetenschap schenkt er geen aandacht aan...

Soms waren er kringen gelegen rond KUILEN. Bijvoorbeeld de bekende Balloërkuil. Deze wordt gezien als niet meer dan een stuifzandformatie. Jan vertelt dat ook dergelijke kuilen vaak standaard genegeerd worden.
Men maakte in die tijden normaalgesproken gebruik van de natuurlijke vorming van het landschap!

Ligging in landschappelijke setting
Om het plaatje completer te maken: een hunebed als heuvelelement past ineen landschappelijke setting met meerdere elementen. Het zijn geen geîsoleerde objecten.

Jan ontdekte zelfs door hem zo genoemde GEOGLYPHEN waarbinnen zwerfkeien en hunebedden markeringspunten vormen, waarover later meer. De overgespecialiseerde wetenschap heeft er geen oog voor en doet het per vooroordeel af als fantasie.

Jan vertelt dat er in regio Groot-Drenthe ongeveer 3000 door de mens opgeworpen aardeheuvels zijn. Daarnaast zijn er ook hopen natuurgevormde stuifheuvels. In een grote variëteit aan termen. Met een veelheid aan functies, we komen erop terug, we zullen erover doorgaan.

In een klein deel van al deze heuvels zijn er graven geborgen, daarom worden ze standaard grafheuvels genoemd. In ongeveer 10% en dan vaak maar een paar per heuvel. Deze doden zijn alleen begraven met vaak een paar stuks van hetzelfde soort aardewerk erbij. De aangetroffen skeletafdrukken liggen standaard vergezeld van een GRAFSET:
"Ze kregen bepaalde voorwerpen mee, in verschillende combinaties, maar steeds dezelfde: een beker, een hamerbijl, een gewone bijl, een vuurstenen dolk, een vuurstenen mesje en pijlpunten"

Deze doden zijn meestal niet systematisch begraven, eerder schots en scheef, hapsnap in de heuvel. Dit lijkt niet erg in lijn te liggen met het standaardidee dat het hier heel speciale mensen betrof. Het geeft geen blijk van sterk eervertoon gezien het feit dat hunebedden (die er al stonden) zeer zorgvuldig uitgelijnde objecten zijn.

Gesteld wordt dat dit een latere fase van de TRBcultuur betrof. Het inzicht is gerijpt dat we te maken hebben met een doorlopende cultuur die elementen assimileerde. De eerder aangebrachte culturele scheidingen op basis van diverse modes (o.m. in de versiering van aardewerk) waren gekoppeld aan academische carrieres ('ontdekkingen'). Het feit van deze doorlopende cultuur werd eerst ontkend en nu toegeschreven aan bekende wetenschappers.

UITLIJNING
Hunebedden liggen of staan niet zomaar schots en scheef ergens weggelegd. Ik onderscheid 3 soorten uitlijning:
1.de plaatsing van objecten op leylijnen
2.de uitlijning van objecten tov elkaar (de landschappelijke setting)
3.(vermeende) uitlijning op hemellichamen

1.
Dat leylijnen geometrische grids vormen is logisch: de natuur is technisch gezien in haar geheel geometrisch van aard. Bij betere afstemming kunnen deze energielijnen zelfs gevoeld worden. Ik denk dat mensen er vroeger in vervlogen tijden toen men gewend was aan leven in de natuur, voor alle door mens veroorzaakte straling en afleiding, er van nature veel gevoeliger voor waren. Hunebedden staan standaard op knooppunten van Leylijnen.

2.
Er zijn een aantal amateurs met dit onderwerp van uitlijning beziggeweest. Helaas hebben zij hun inzichten niet kunnen omzetten in overzichtelijke publicatie.

Drs T. Dijksterhuis vertelde mij dat zijn onderzoek opleverde dat hunebedden in groepen op elkaar staan uitgelijnd. Hij noemt een rechthoekige driehoek met hoeken van 90 graden en respectievelijk 24 en 66 graden. Deze driehoek heeft hij diverse malen kunnen constateren, hij noemt:
Drouwen – Drouwenerveld – Bronneger; Anloo – Schimmeresh – Noordbergerstee en Havelte – Schimmeresh – D23 Drouwenerzand.

Ook komt het voor dat er een RECHTE LIJN loopt van ingang tot ingang. Dan was het mogelijk te zien wat er bij het andere hunebed gebeurde. Hij meldt dat er eentje loopt van Havelte naar Schimmeresch.

Dit Havelte is volgens een bron een toonbeeld van Π-verhouding.

Dit artikel stelt dat "bij minstens veertien andere hunebedden werden vergelijkbare waarden gevonden". Heb die aanvullende informatie nergens kunnen terugvinden. Het einde van het artikel is ronduit zwak: je kunt het bestaan van een cirkelvormige steen niet aanvoeren als bewijs dat er bewust met het getal Π omgegaan werd.

Johan Wieberdink meldt dat volgens hem D42, D43 en D44 met elkaar een gelijkbenige driehoek vormen.
"Jij hebt het over ‘aardetempels’, en ik denk dat dat niet ver bezijden de waarheid ligt. Maar wellicht zijn het nog meer ‘verbindingstempels’, om boven- en onderwereld met elkaar te verbinden. Zo ben ik lang bezig geweest met de driehoek het dichtst bij mijn huis (D44, D42, D43). Een gelijkbenige driehoek, met twee zijden van precies 1170 meter, en een basis van 920 meter. Oftewel een verhouding van 1: 1,272. Dat is de wortel uit phi, een verhouding die ook voorkomt in de grote piramide van Gizeh, en staat voor de verhouding van de aarde en de maan (als je de omtrek van de aarde op 1 stelt, is de omtrek van de maan 0,272). Kennelijk is D43, het zgn. ‘langgraf’ een maantempel, waarbij de verhouding van de hunebedjes erín de dans weergeeft van de aarde en maan."

Locale geometrie kan blijkbaar een kenmerk zijn van groepjes hunebedden. Ik denk dat we ook verder kunnen  kijken dan alleen rechte lijnen. Zijn er meer geometrische patronen te bespeuren?

Volgens een andere bron staan er vermeende markeringssporen op hunebedden.

Diezelfde site geeft ook een kort overzichtje van eerder onderzoek naar uitlijning op hemellichamen

3.
In een voorgaand wetenschappelijk tijdperkje vermoedde men dat de hunebedden OP DE ZON lagen uitgelijnd. Het is waar dat veel hunebedden hun ingang op het zuiden gericht hebben met de hoofdas oost-west.

Een eerder idee was dat de oude culturen (volgens mij ook terecht) beschouwd werden als zonaanbidders. Toen echter bleek dat er ook genoeg afwijkingen waren werd de these afgewezen. Daarmee werd destijds tevens het verhaal van vermeende 'religieuze' betekenis ook van tafel geveegd, een te vaak voorkomende wetenschappelijke reflex. In deel 3 ga ik hierover doorbomen.

Uitlijning op (volle) maanstanden is geen gek idee. De maan stond in matriarchale tijden een stuk centraler. De maan zorgt voor eb en vloed op aarde en heeft dus directe invloed op water waar ook wij voor een groot deel uit bestaan. Sommige onderzoeken wijzen op vermeende uitlijning op "grote en kleine maanstilstand". Nog weinig is met zekerheid vastgesteld. Ook omdat metingen vaak maar bij enkele (groepen) hunebedden plaatsvonden. Directe uitlijning op hemellichamen geeft evenwel aanwijzing voor kosmische afstemming.

Eerder officieel onderzoek was nogal kleingeestig gericht op het ontdekken van 1 vast patroon. Maar er kan
-gerelateerd aan diverse functies van hunebedden- sprake zijn van meerdere mogelijkheden. Niet alles hoeft hetzelfde uitgelijnd te staan! Over die functies gaat deel 2 van dit artikel door. Kan vast melden dat het hierbij ook gaat om verschillende initiaties en sjamanistische rituelen.

Het verhaal van (diverse soorten) uitlijning is veel nader onderzoek waard. Het bouwen der hunebedden wordt er nog ontzagwekkender door. In de natuur en in onze kosmos komen zekere getallen en verhoudingen systematisch terug. Het geeft blijk van diepgaande afstemming wanneer blijkt dat bepaalde verhoudingsmaten die ook in de natuur standaard zijn in menselijke scheppingen terugkeren. De pyramides in o.m. Egypte geven daar ook uitbundig blijk van.

Er is een lijst in omloop met plaatsen waar verdwenen hunebedden lagen.
Deze plaatsen kunnen voor uitvoeriger geometrisch onderzoek betreffende onderlinge uitlining meegenomen worden.

SPOREN VAN BEWERKING 
GESPLETEN STEEN?!
Steenhelften lijken regelmatig bij elkaar te passen. Dit is niet structureel in kaart gebracht. Het is echter wel degelijk waar te nemen dat een aardig aantal grote steenhelften bij elkaar gehoord hebben.

Sommige stenen lijken een soort van messcherp 'doorgesneden'. Waarschijnlijk komt dit door natuursplijting.
Er kan in een aantal gevallen mogelijk ook gebruik gemaakt zijn van door de mens in gang gezette natuursplijting. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van vorstwerking in met water gevulde spleten.
Getuige opgestelde stenen met diepe insnedes, een aanwijzing van bewerking.

Een andere aanwijzing van menselijke ingreep bij splijting geeft mijns inziens deze uitgebeitelde lijn in een deksteen van D18, deze aangebrachte lijn loopt door over vrijwel de gehele steen.

NATUURBEELD

NATUURBEELD
Indien intens met de natuur wordt samengeleefd, echt in de natuur, is het erg logisch dat afbeeldingen terugkomen. Pas in latere fasen ging men abstractere vormen reproduceren (in ondermeer aardewerk).
In steenbergstenen, alsmede op vele zwerfkeien, zijn regelmatig DIERAFBEELDINGEN te zien. Ook veel voorkomend zijn godinnevormen en mannenhoofden. Afzonderlijke stenen bezitten vaak (meerdere) kenmerken van menselijke bewerking. Als regel betreft het meestal het hoofd of de basiscontouren van een dier. In een aantal gevallen staan er ok andere tekens of markeringen te lezen, zie verder in deze tekst.

We kunnen erover discussiëren of deze vormen op natuurlijke wijze zijn ontstaan of het werk van mensen zijn. Er is sprake van samenspel. De mens draagt zorgt voor SELECTIE van geschikte stenen waarin al bepaalde natuurgevormde kenmerken voorkomen. Die worden dan op bepaalde wijze gebruikt (opgesteld) en door vaardige mensenhanden verder bewerkt.

Met zogenoemde KLOPSTENEN. Graniet bewerkt met graniet. Een al aanwezige natuurlijke vorming wordt aldus geaccentueerd en er worden details aangebracht.
De officiële wetenschap wil er niets van weten. Maar voor degenen die willen ONTDEKKEN is er meer! Je moet er OOG voor willen hebben en zich dit laten ontwikkelen. De tand des tijds heeft tegengewerkt en daar moet je ook doorheen kunnen kijken, oftewel dit vereist een open geest, intentie en misschien vaardigheid. Niet alles is natuurlijk altijd even goed zichtbaar. Laten we niet vergeten dat wat we nu zien een overblijfsel is, stukken van SKELETTEN, restanten van de originele setting! Tevens zijn bepaalde vormen wat subtieler (in veel stenen zijn er meerdere vormen te bespeuren) en soms mede afhankelijk van lichtval en zelfs vochtigheid. Dan komen sommige afbeeldingen wat duidelijker tot uiting. Vele andere zijn erg duidelijk maar je moet het dus wel willen zien.

In de officiële wetenschap is er geen oog voor deze vormen. Men ontkent het bestaan, de betekenis en het belang ervan. Ook de menselijke factor wordt hier domweg ontkend. Alles wordt weggezet als zijnde alleen toevallig geofact. Natuurlijk is het deels hieraan relateerbaar: natuurlijke vorming vormt altijd het beginpunt.

Neanderthalers die hier al leefden in warmere tussenperioden gedurende de laatste ijstijd (De Weichsel-ijstijd: 110.000-10.000 jaar geleden) waren minder primitief dan geloofd wordt. Zij brachten deze tekenen opzettelijk aan. Deze afbeeldingen zijn te beschouwen als sporen van intelligente natuurlijke afstemming.
 
INVENTARIS HUNEBED
Wat wordt er zoal aangetroffen in een hunebed?

RESTEN VAN DODEN?
Van Giffen spreekt:
"Zelf heb ik bij al mijn opgravingen alleen maar wat verbrande stukjes bot gevonden". Hij refereert er in ditzelfde fragment aan dat in Duitsland wel skeletdelen zijn geborgen. Jan repliekt dat het ook hier (Rostock 1 en 2) alsmede bij elders genoemde in Denemarken gevonden resten, gaat om incidentele bijzettingen uit veel latere tijden.

Rene Edens vond in 1983 ook wat verbrande botresten in D27. Hein Klompmaker, de directeur van het Hunebedcentrum, geeft toe dat deze gedateerd zijn in de Bronstijd.

In vroegere tijden trof men in en om het hunebed urnen of asbussen aan. Van Lier geeft in zijn 'Oudheidkundige brieven' verslag van zijn opgraafwerk in de 17e eeuw. Deze urnen bevonden zich echter niet op de originele vloer maar stammen uit latere tijdperken. Vandaar dat ze eerder werden aangetroffen. Sporen van eventueel restantmateriaal zijn daarbij niet onderzocht, de techniek was minder ver. Waar deze gebleven zijn is een raadsel maar regelmatig duiken ze op uit particuliere collecties.

Men moet dus doorgraven! De originele vloer ligt doorgaans ongeveer een meter lager dan nu gangbaar wordt tentoongespreid. Namelijk ter hoogte van de onderkant van de zijstenen!

VLOER
In eerdere tijden werd er, met de stand van kennis en techniek van destijds, slordiger opgegraven. Later werden 3D-technieken gebruikt waardoor ook bijvoorbeeld de stand van een scherf werd vastgelegd. Maar ook bij de opgravingen van Van Giffen werden al verschillende vloeren onderscheiden. Klok (1979, pagina 107-108)  noemt D30 waar er 4 vloerhoogten werden aangetroffen. Met daarop resten van aardewerk: de scherven werden blijkbaar niet geruimd. Vermoedelijk pasten zij binnen een rituele context. De vloer werd telkens opgehoogd.

Er was in die eerdere tijden van opgraving vaak minder oog voor detail. Jan vertelt dat bijvoorbeeld de vloer van D53 bestond uit alleen rozegetinte stenen. Ook aangetroffen drempels bij sommige hunebedden kregen verder amper aandacht.

AARDEWERK
Op deze originele vloer worden regelmatig grote hoeveelheden scherven van aardewerk materiaal aangetroffen.
Van verschillende soorten gebruiksvoorwerpen. Doorgaans zijn deze dus gebroken, wat mij de norm lijkt: duizenden jaren na dato!

Hierbij geen urnen waaruit geconcludeerd wordt dat doden begraven werden, vanuit het idee dat een hunebed een graf is.

Omdat het hunebed een afgeschermde omgeving betreft, zijn met geduld en toewijding veel scherven tot potten te herleiden. In tegenstelling tot dezelfde soort scherven die elders in het veld in nederzettingsterreinen worden aangetroffen: die zijn meestal gefragmenteerd.

http://www.hunebedden.nl/bekers.htm

In het HunebedCentrum te Borger zijn er trechterbekers te aanschouwen. Fraaie stevige handzame exemplaren. Regelmatig is er ook een plek of zijn er meerdere plekken in de directe omgeving van het hunebed zelf waar veel aardewerk ligt. Soms verzameld in een kuil, soms verspreid. Dit duidt op ritueel gebruik aangezien het voornamelijk gebruiksaardewerk betreft.

Qua soorten worden genoemd: trechterbekers, emmers of schouderpotten (= amforen ), (voet-) schalen of 'bakplaten': dit zijn meer waarschijnlijk een soort soepborden. Ook hier is weer sprake van enige wildgroei aan benamingen. In benamingen zit ook onontkoombaar standaard een stuk interpretatie verweven. Interessant is natuurlijk de vraag welke diverse functies deze vormen hadden.

Een apart soort heel fraai en functioneel aardewerk is het zogenoemde kraaghalsflesje.
Deze duiden m.i. zeker ook op ritueel gebruik! Er zijn daarin soms resten vet of zwavel aangetroffen, wat medicinaal/cosmetisch gebruik impliceert. Ook de "zuigflesjes" (zie foto) lijken te wijzen op ritueel gebruik.

Doordat er verschillende opeenvolgende modes ("horizonten" genoemd) waren betreffende versiering van het aardewerk, kunnen deze onderscheiden fasen worden gerelateerd aan datering. Dit is ook gekoppeld aan op welke diepte van de vloer het aardewerk is aangetroffen. In eerdere opgravingen had men hier minder oog voor: het was toen meer spitten en puin ruimen...

In een aantal Nederlandse hunebedden zijn dus restanten van honderden stuks gebruiksaardewerk gevonden. Vooruitlopend op het volgende deel van dit artikel zou dit kunnen wijzen op een soort herbergfunctie, voor de eigen wat grotere gemeenschap. In andere hunebedden werd er maar weinig gevonden en in een hoop hunebedden ook NIKS! In andere landen zijn er ook massa's hunebedden opgegraven zonder aardewerkresten! Er is dus absoluut geen sprake van een eenduidig gebruik.

Jan ontdekte G2 en G3 bij Glimmen. Achter zijn rug om werd het onderzoek uitgevoerd, hij werd daar op geen enkele manier bij betrokken of zelfs maar op de hoogte van gehouden. De vergaande conclusies van Anne Brindley op basis van de grote hoeveelheid aangetroffen aardewerk worden aangevochten aangezien dit slechts is gebaseerd op enkele hunebedden. En wetenschappelijk giswerk dat weer gepresenteerd wordt als feit.

Jan meldt dat het soort aardewerk dat gevonden wordt in hunebedden te relateren is aan de functie van het specifieke hunebed!

STENEN WERKTUIGEN/WAPENS
Van verschillende soorten vuursteen in diverse kwaliteiten. Aangetroffen zijn (vuist-)bijlen, messen (met houten handvat, dit is niet bewaard), priemen, schrapers (bedoeld voor velbewerking, ontbasten van bomen e.d.), klingen (= een soort sikkelmesje voor oogsten van planten) en pijlpunten. Vraag blijft wat als werktuig of als wapen beschouwd wordt.

Sommige aangetroffen voorwerpen, de foutief benaamde vuistbijlen, zijn kunstzinnig bewerkt (zie kader STEENTIJDKUNST). Mogelijk werden deze voorwerpen doorgegeven (overgeërfd). Mijns inziens waren dit  een persoonlijke talismannen met toegevoegde betekenis.

Deze voorwerpen komen meer incidenteel voor. Niet in elk inventaris. Wel soms in enorme hoeveelheden in nederzettingen. Jan verhaalt over 123.000 stuks (!) bij een niet-gepubliceerde opgraving te Bergumermeer.
Het lijkt er daarom op dat deze voorwerpen in hunebedden vergeten of verloren zijn. Net als bij het aardewerk is er geen sprake dat het aparte soorten speciaal vervaardigde exemplaren betreft.

Sporadisch incidenteel wordt een wat genoemd wordt "strijdhamer" gevonden. Deze stammen ook uit een later tijdperk. Waarschijnlijk is er sprake van hergebruik van een hunebed. Meer hierover in deel 2!!

Tot slot zijn er in een hunebed nooit speciale bijlen aangetroffen die een rituele kosmologische betekenis hadden binnen de cultuur van de bouwers. Terwijl dit als zodanig wel de ultieme grafgift zou vormen.

'OVERIG'
Kralen van barnsteen, git en/of koperen voorwerpen/sieraden komen ook sporadisch voor. Omdat ze soms gevonden worden, werden deze -evenals de vuursteen voorwerpen- gezien als GRAFGIFT.

Naar verluid is er in enkele hunebedden onder de vloer een geplaatste maalsteen aangetroffen. Dit lijkt mij een nogal duidelijke aanwijzing van kosmologische significantie: de maalsteen had een belangrijke plaats binnen de cultuur en was daarom omkleed met respectvol ritueel om deze functie te benadrukken.    Een paar jaar geleden is een grondscan uitgevoerd in ons grootste hunebed D27. Daarbij werden vormen onderscheiden onder de vloer. Mogelijk ligt ook hier een dergelijke maalsteen.

Eerder werd binnen de wetenschap strict geloofd dat het aardewerk (alsmede alle andere aangetroffen voorwerpen) een GRAFGIFT waren:
"Het feit dat in eveneens voorkomende, individuele VLAKGRAVEN van de TRB-cultuur het aantal meegegeven stuks aardewerk meestal beperkt bleef tot één of enkele, geeft ons de zekerheid dat in de hunebedden in de loop der tijd honderden doden werden bijgezet."
Klok, Hunebedden in Nederlnad, 1979, p.39

Op basis van deze aanname wordt door middel van extrapolatie een hunebed nogal arrogant geclassificeerd als massagraf. In het wetenschappelijke discours wordt gestreden over de vraag wat voor soort graf een hunebed eigenlijk voorstelt. Volgens anderen, namelijk o.m. Anna Brindley die monnikenwerk met de serviesscherven heeft verricht, is het een speciaal graf. Volgens mij (en andere anderen) is het echter geen graf.

Met Jan op stap vind hij een AFSLAGJE direct naast een hunebed. Dat is een flintertje dat afgeslagen is van een door mensen bewerkt stuk vuursteen. Voorheen werd dit beschouwd als afval. Maar deze vlijmscherpe kleine stukjes vuursteen kunnen functioneel gebruikt worden, het is een soort minimesje. Vroeger lagen hunebedplekken er vaak bezaaid mee vertelt hij, zowel binnenin als erbuiten. Oftewel: er werd flink geknutseld! Weer een TEKEN dat zich niet rijmt met een opbergplek voor doden. Of je moet gaan geloven dat ritueel zich rondom doden afspeelde. Dat is dan ook de denktrend die hedendaags officieel opgeld doet.

Mede door het werk van Anna B. en Karsten W. is er binnenin het wetenschappelijk bastion al meer oog ontstaan voor ritueel doel. Alleen wordt dit dan weer geheel ingebed binnen de ingebakken allesoverrulende grafthese.


OUDERDOMSBEPALING
Waar in de tijd zijn de hunebedden gebouwd? Over de OUDERDOM bestaat inmiddels aardige  wetenschappelijke consensus.

Door toepassing op aangetroffen sporenmateriaal (o.m. pollenanalyse) uit de originele dekheuvel van met name de C14-halfwaardetijd-methode is de ouderdom minimaal op zeker zo’n 5000 jaar gedateerd.
Een nieuwe methode die in de toekomst -bij vaardig gebruik- mogelijk aanvullende data kan leveren is thermoluminiscentie.

De geschiedenis der aarde omvat achtereenvolgens de gedefinieerde tijdperken van achtereenvolgens: Precambrium,    Cambrium, Ordovicium, Siluur, Devoon, Carboon, Perm, Trias, Jura, Krijt, Paleoceen, Eoceen, Plioceen, Pleistoceen en Holoceen.

Vanaf Midden-Pleistoceen (126.000 - 781.000 jaar geleden) begint menselijke bewoning.

Laat-Pleistoceen is dan tot aan het eind van de laatste ijstijd.  De indeling van menselijke tijdperken is te zien in onderstaande tabel. Dit zijn weer andere (overlappende) benamingen. Tijdens het Paleolithicum waren er diverse ijstijden. Tijdens de Saale-ijstijd zijn de grote keien hier aangevoerd. De hunebedden liggen voornamelijk op de Hondsrug.

NAAM                DATUM (einddatum = tevens start volgende tijdperk)
Paleolithicum       -500.000 tot -10.000 BC (dus 12000 jaar geleden)
Mesolithicum        tot –5300 BC
Neolithicum          tot –2000 BC
Bronstijd              tot -800 BC
Ijzertijd                tot ongeveer tot jaar 0
Romeinse tijd       tot 400 AD
Middeleeuwen     tot 1.500 AD
Deze dateringen verschillen enigzins per regio, niet overal begonnen ze precies gelijk. Vaak is er sprake van enige honderden jaren verschil voordat een ontwikkeling zich uitbreidde naar verdere regio's. Daarbij is er dus ook sprake van overlapping. De wereld was een stuk trager toen wat dat betreft. Des te verder men teruggaat, des te groter die verschillen. Over culturele indelingen gaan we volgende keer doorbomen.

De gebruikte stenen zijn gedateerd op tussen een anderhalf miljard tot aan enige tientallen miljoenen jaren oud, afhankelijk van het soort steen. In het HunebedCentrum Borger is er buiten een grote stenentuin. Met daarbij bordjes met details. Genoemd worden diverse soorten graniet, gneis, rapakivi, zandsteen en vuursteen. Verder migtatiet, pegmatiet, conglomeraat, porfier, helleflint, diabaas en nog meer moois. De specifieke naam is meestal verbonden met het herkomstgebied. Ook combinaties van soorten steen komen vaak voor.

Stenen zijn vaak zeer fraai wanneer ze doorgezaagd worden.

Wanneer stenen als levend beschouwd worden, zoals natuurvolken dat vaker doen, kan gesteld worden dat ze heel wat meegemaakt hebben. Dat er ervaring in opgeslagen ligt waarmee contact gemaakt kan worden.

Dat afzonderlijke hunebedstenen evenals opgestelde zwerfkeien vaak tekenen van menselijke bewerking vertonen kan aangevoerd worden als bewijsmateriaal dat er in een eerder tijdperk al sprake was van steenbewerking. Immers hunebedstenen lagen ingegraven in een dekheuvel. Bewerking van deze stenen aan de buitenzijde (wat vaak het geval is) lijkt dan geen enkel nut te hebben. Dit duidt er dan op dat deze stenen al eerder bewerkt werden. Dit is in overeenstemming met aantreffen van eerdere tekenen van kunstzinnige bewerking op wat foutief "vuistbijl" genoemd wordt. Zie het kader STEENTIJDKUNST.

Ik plaats een vraagteken terug: als er op de vloer aardewerk wordt aangetroffen, is dat dan bewijs van bouw van de ruimte waarin dit wordt aangetroffen? De conclusie nu is van wel, maar de werkelijkheid is minder stellig.Er zijn namelijk ook veel hunebedden waar geen aardewerk in is aangetroffen.

VAN VERNIETIGING NAAR BESCHERMING

Betrapt! Hier een voorbeeld van hoe in eerdere eeuwen hunebedden vernietigd werden. In dit soort boorgaten werd vervolgens springstof geplaats om grote stenen te splijten. Dit plaatst de rol van de TEGENNATUURLIJKE KERK wederom in discutabel daglicht.

In confrontatie met restanten van aloud natuurlijk gebruik en sporen van een heidens verleden, riep de kerk
-vanuit rigide mindset- op tot vernietiging omdat het 'bijgeloof' en "duivelswerk" zou zijn. Zo werd DOORGEBRUIK ontregeld en kennis koudgesteld. Door de kerkinstitutie werd er in samenspel met de wereldlijke macht in de late middeleeuwen en daarna nog een CULTUUR VAN VERRAAD gecreeerd: aangevers kregen een deel van de verbeurdverklaarde bezittingen bij schuldigverklaring, wat vrijwel altijd geschiedde. Ze gingen los.

Door stenenjatters werden veel hunebedden gesloopt. Ten behoeve van hergebruik in funderingen en muren van kerken. Onder meer in de oostgevel van de Hervormde Kerk te Odoorn. Ook in de toren van de Grote Kerk te Emmen. Veel kleinere stenen (kransstenen en stopstenen: kleinere stenen tussen de grote keien om het hunebed dicht te maken) werden verwerkt voor dijkverzwaring en bestrating. Volgens verhaal werden er in o.m. Anloo en Wolvega doodleuk exemplaren van de tegennatuurlijke kerk plompverloren bovenop een bestaand hunebed geparkeerd. Ook Rooden en Leegkerk worden in dit opzicht genoemd.

In 1734 vaardigden de autoriteiten te Drenthe een Resolutie met een benodigd verbod op steenroof uit. Er kwam een flinke boete op te staan. In 1846 werd deze hernieuwd. Om verdere sloop te voorkomen werden de hunebedden gaandeweg door de Provincie en later ook het Rijk aangekocht.

Er is nu in tegenstelling tot voorgaande tijden dus sprake van bescherming der steenhopen. Dat is heel wat waard, al blijft vandalisme soms wel een probleempje. Jan is minder lovend over officieel: hij wijst erop dat veel restanten van originele aardeheuvels (rond 1870) opzettelijk werden afgegraven.

Nu dreigt men weer door te gaan slaan in overbescherming. Er is sprake van grote plannen met een zoveelste subsidieslurpend prestigeproject: Geopark De Hondsrug

De opzet is om sponsoring door bedrijven aan te trekken. Die kunnen dan op die manier hun duurzaam imago opkloppen. Hein Klompmaker, de directeur van het Hunebedcentrum te Borger, opperde onlangs in een radiouitzending van het onzalige idee om glazen stolpen over hunebedden te gaan plaatsen om te voorkomen dat er nog ('onrespectabel') op de monumenten kan worden gelopen. Het bleek een 1 april grap maar het was tevens een proefballonnetje.

Tijdens eerdere restauratie werden de skeletten van de overgebleven stenen met de kennis en mogelijkheden van toen door Van Giffen in begin 20e eeuw recht opgezet. Gereviseerd naar beste kennis en kunde al verdwenen soms hele kamers in dat proces omdat veel steendelen verdwenen zijn zonder veel spoor achter te laten. Door middel van cementplombes is soms aangegeven waar, herleid door bodemarcheologen, stenen stonden.

NAAMGEVING HUNEBED
Oja, waarom heten deze massieve stenen kolossen eigenlijk "hunebedden"?

De verwarring begint feitelijk gelijk al bij de benaming. De herkomst van het woord is niet geheel duidelijk. Officieel heet het dat de naam "hunebed" is ontstaan door een achterhaalde interpretatie over de bouw, namelijk dat gedacht werd dat dit door reuzen geschied was: "In de 17e eeuw dacht de Coevorder predikant Picardt dat alleen 'huynen' (reuzen) tot een dergelijke prestatie in staat konden zijn geweest."

Deze Picardt was geboren in Duitsland alwaar men naar verluid al sprak over "Hünenbett en Hünengrab". Al wijst Van Ginkel erop dat Picardt de naam hunebed alleen gebruikte om aardeheuvels mee aan te duiden waarin doden begraven lagen.

Volgens een andere bron was het woord hune al in de 14e eeuw in het Drents dialect aanwezig.
Bert Huiskes, ROB, Nederlandse Archeologische Rapporten, nummer 10, 1990, pagina 12

In het bekende gedicht van Titia Brongersma, gepubliceerd kort na Picardt, verbasterde het woord al gelijk naar hunnebed. Door weer anderen werd dit overgenomen als "hunnenbed". Deze spellingen liepen lang door elkaar. De naam hunebed wordt gebruikt omdat deze als gebruikelijk woord geaccepteerd is en terwille van duidelijkheid zal ik dat hier meestal ook doen. Al spreek ik goed onderbouwd persoonlijk liever over aardetempel.

Het gekozen woord is elitair van aard. Authentieke volksbenamingen zijn anders, vooral: "holle barchies"
(holle bergjes), "stienbarge" (steenbergen), "dikke stienen" en spellingsvariaties hierop. In Ierland: "lovebeds"! Ook bezitten individuele hunebedden soms een eigen overgeleverde volksnaam. Opmerkelijk is dat deze volksbenamingen geen associatie met grafgebruik geven.

WAAR ZIJN DE DODEN?


WAAR ZIJN DE DODEN?
Vast een voorproefje op de finale ontmanteling van de grafmythe

Het was de vorige keer alweer misgegaan. Eind jaren 60 groef prof. dr. J.A. Bakker een hunebed op dat nog goeddeels in de originele aardeheuvel lag: D26. Nu zou men wel eens voor eens en altijd bewijzen dat hunebedden knekelhuizen waren, dat zij daadwerkelijk als graf gebouwd waren.

Helaas voor de gretige 'goed'gelovigen: weer geen doden! Geen botresten (of slechts enkele volgens andere berichten), ook geen nader sporenmateriaal! Dat laatste is nogal belangrijk om te stressen. Als iets in een afgesloten ruimte vergaat, is er toch spoormateriaal daarvan traceerbaar. Zeker met de modernere technieken zoals die 40 jaar geleden ook al beschikbaar waren! Jan wijst erop dat calcium- en fosfaat-boringen/metingen uitsluitsel zouden kunnen geven over aanwezigheid van restanten van botmateriaal. Mits deze zouden worden verricht...

Wat angstvallig verzwegen wordt is dat er in aardeheuvels van hetzelfde grondmateriaal in de directe omgeving der hunebedden WEL afdrukken van skeletten aangetroffen zijn! Daaraan kan men de houding van begraven bepalen. Deze afdrukken bevatten spoormateriaal.

Officieel is de stelling dat er geen overblijfselen in (zure) zandgrond bewaard bleven. Jan wijst er terecht op dat wanneer in de afgesloten omgeving van het hunebed werkelijk vele doden bijgezet zouden zijn dit toch gevolgen zou hebben voor de zuurgraad. En daarmee ook bvb voor de plantengroei die er is. Deze plantengroei wijst ook niet op een verminderde zuurgraad.

In het Hunebedcentrum te Borger is de 'complete' inventaris van D26 tentoongesteld. Naar verluid kwamen vuurwerk voorwerpen pas vele jaren later op de proppen. Het gerucht gaat dat deze zoekgeweest waren. Daardoor is volledigheid van de gevonden inventaris niet meer te garanderen!

Heveskesklooster, 1983: G5 en G6
Bij voorbereidingen voor het bouwklaar maken van een bedrijfsterrein kwam er ineens een hunebed tevoorschijn. En daarnaast een STENEN KIST. Alleen: weer leeg, geen menselijke resten... Dit onderzoek is na 33 jaar overigens nog steeds niet gepubliceerd.

Het hunebedje is geheel verplaatst naar een nabijgelegen museum in Delfzijl. De stenen kist staat opgesteld in het HunebedCentrum in Borger.

Zo'n kist heeft evenwel een andere mogelijke functie in ritueel gebruik. Daar bestaan aanwijzingen voor, door antropologische vergelijking met andere (historische en hedendaagse) gebruiken van natuurafgestemde 'inheemse' culturen. Ook dit idee heeft uitvoering goedgerichter onderzoek nodig. Een aantal vertakkingen van grote religies hebben er ook een versie van overgenomen in hun repertoire.

Door juist gebruik van bijvoorbeeld zo'n kist in een initiatieritueel wordt er geleerd om te gaan met angst, zodat de persoonlijkheid versterkt wordt. De beruchte Skulls and Bones Society heeft dit oeroude gebruik overgenomen bij hun initiaties. Onze oude bangmaak Zwarte Piet was bij ons een overblijfsel van een omgaan-met-angst-ritueel, een voorbeeld in een andere vorm.

Hoe ging men met doden om? Deze belangrijke vraag zal uitbundig in deel 2 naar voren komen!

IN DEEL2
Door WIE en WAAROM werden hunebedden gebouwd?

zaterdag 11 juni 2016

HUNEBEDDEN: HOE

HOE werden hunebedjes gebouwd??

OFFICIEEL nog steeds met hefboom en touw, maar op die gestelde conventionele wijze heeft men nog steeds geen hunebed kunnen/durven nabouwen! De praktijktest ontbreekt: bij de reconstructie van D49 (waarvoor nota bene een ander hunebed (D33) gesloopt werd) heeft men nagelaten dit te testen. In het buitenland zijn wel pogingen gewaagd, echter zonder succes.

Er is in recent verleden (2002) een goedbedoelde poging gedaan met project "Gathering Stones". Er hoort een nogal ridicule video bij: let op hoe het uitgegraven plaatsgevonden zou moeten hebben… Jan vertelt dat het resultaat er niet uitzag. Een redelijke poging maar het was niet waardig het te laten staan. Jan zegt dat men uiteindelijk om stabiliteit te waarborgen maar toevlucht nam tot valsspelen: de zijstenen werden platgelegd.

Bij mijn laatste bezoek aan het HunebedCentrum Borger ben ik lachend weggelopen. Daar wordt namelijk in een voorlichtingsfilmpje op de bovenste etage gezegd dat 'met een mannetje of 10 a 20 je gemakkelijk zo een hunebed in elkaar zet'. Is dit het gewenste niveau van wetenschap? Voor mij hebben ze zich hiermee onsterfelijk belachelijk gemaakt. Volgens de NTR (geschiedenisles volgens de Canon der NL-geschiedenis) zijn er wel 200 mensen nodig.

Frits Bom dacht in zijn boek "Het Mysterie van de Hunebedden" aan 'buitenaardse' krachten. Hij noemde levitatietechnieken (met daarbij een simsalabimafbeelding van een inheemse tovenaar) waarmee de zwaartekracht dan zou zijn opgeheven. Hij stelt zeer eerlijk dat dit louter theoretische speculatie is: er bestaat ook daar geen ondersteunend feitenmateriaal voor! Hij bouwde dit punt niet uit: het bleef louter bij die eerste definitie-aanduiding, enige interessante filosofische exercitie en een kinderprent.

De waarheid zit waarschijnlijk in een combinatie van methodes. Een steen over redelijk verharde bodem verplaatsen is een ding. Deze over een zachtere zandheuvel OMHOOG trekken is een andere fase! Maar de mens was volgens mij slim genoeg om gebruik te maken van natuurverschijnselen. Mogelijk volbracht men deze fase in de winter en lieten medebouwers het talud opvriezen, er wellicht zelfs een ijsbaar van maken. De steen is dan gemakkelijker omhoog te zeulen en kan gestut worden zodat terugglijden niet gebeurt. Eropslepen kan idd met pure kracht (eventueel geholpen door dieren). Het moeilijkste is het precieze plaatsen, het is niet zomaar steentjes stapelen. Voor die allerlaatste fase kan een A-FRAME gebruikt zijn.
ONTHULLEND (GROTE GRAP):
Een A-frame is een soort superhefboom. Door de getoonde verlenging wordt de hefboomwerking ('domme kracht' genoemd) vergroot waardoor veel zwaardere stenen te verwerken zijn.

De grote grap in deze is dan dat deze stelling een soort synthese lijkt van beide genoemde theoriën, schijnbaar onverenigbare verklaringen. In werkelijkheid een praktische optie! Middels een A-frame bestaande uit vrij dikke verse bomen (droog hout zou snel breken) kan een vastgebonden kei eropgewiebelt worden: wiebelen met precisie. Waarbij dus ook zijwaarts gesteld kan worden. Jan verhaalt over een stukje overlevering waarin gezegd wordt dat 'de reuzin met klompen aan de stenen in haar schoot droeg'. De reuzin is de stellage. Die klompen refereren dan aan de voeten, de voetstukken van de stellage. Wat goed beseft moet worden is dat de ondergrond bestaande uit zandgrond, vrij zacht was.

Deze stelling komt niet uit de lucht vallen: er bestaat ondersteunend bewijsmateriaal voor! Er staat namelijk een voor eenieder zelf te checken originele aanwijzing voor bevestiging van deze stelling te lezen in steen:
 A-FRAME  originele steeninscriptie @ D14 
 Verder belangrijk om bij de stelling te vermelden is dat er destijds een groter type os, de oeros, in deze contreien aanwezig was. Vanaf de 2e helft van het Pleistoceen tot de late middeleeuwen aan toe. Dit beest was een serieuze slag groter, een gevaarte tot wel 3 meter lang.

De eerdere jagers-vissers-verzamelaars jaagden op de beesten. Zij maakten daar ook natuurgetrouwe rotstekeningen van. Mogelijk waren oudere stieren zeer geschikt voor hunebedbouw: sterk en nar verluid wat minder agressief.

Gebruik, inzet van deze runderen past in het plaatje van geleidelijke domesticering. Castratie zou daarbij toegepast kunnen zijn. Trekdieren zouden vooral ingezet kunnen zijn voor vervoer van stenen. Voor de laatste precieze plaatsing lijken ze minder geschikt en door inzet van een A-frame ook niet zozeer benodigd.

Een ietwat stoutmoediger gestelde aanvulling met betrekking tot het bouwen is dat er in een EERDERE FASE BOSOLIFANTEN aan het werk geweest kunnen zijn. Voor verplaatsing van zwerfkeien en mogelijk ter oprichting van steenkringen (met vergelijkbare rituele functies op dezelfde plek). Deze olifantensoort kwam in vroegere tijden ook in deze streken voor* en heeft wat meer kracht dan de (oer-)os. Aanwijzing hiervoor zijn herhaaldelijke door mensen gepronounceerde afbeeldingen van olifant in steen.
olifantvorm @ D18, Rolde
Dus direct in hunebedsteen te aanschouwen, zonder drugs en met wat geopender/geoefender oog te zien. EN tevens herhaaldelijk op veelvoorkomende (persoonlijke) gebruiksvoorwerpen uit die eerdere tijd (zie kader STEENTIJDKUNST). Wanneer er sprake is van herhalingspatronen betreffende afbeeldingen van bepaalde dieren in hunebedsteen (alsmede in bewerkte vuursteen gebruiksvoorwerpen in dezelfde aardlagen), geven deze mijns inziens mogelijke aanwijzingen over aanwezigheid van deze dieren hier ten tijde van de bouw(-fasen) in vorige tijdperken. In samenspel van diverse wetenschapsdisciplines kan dit nader onderzocht worden. Gestructureerde optelsom wordt dan bewijsmateriaal. In hetzelfde hunebed heb ik nog een olifant ontdekt. Komt dat zien!
olifantvorm @ D14
Dat verzin je niet: om iets gericht uit te beelden dien je het te kennen! Ik ontmoette Jan trouwens via een gozer op de camping die specifiek deze olifant bij D14 gezien had. Dit was een nuchtere kerel maar hij zag het zelf en vertelde daar enthusiast over en zodoende kwam ik bij Jan terecht.

Het ook officieel geopperde idee dat er HUNEBEDCONSTRUCTIETEAMS aan de gang kunnen zijn geweest, vind ik een aansprekende optie. Het was specialistisch werk, kan dat zelf plaatsen in een totaalplaatje zonder kronkels. Mogelijk met inzet van olifanten voor eerdere verplaatsing van grotere stenen. In goede verstandhouding.

VOORPROEFJE STEENTIJDKUNST

De kleintjes worden vooralsnog tevree gesteld met kabouterverhaaltjes.